
DE NAAM VAN DE MOEDER
Een eerste zin die alles in zich heeft: Pietro doet zijn ogen open, ze zijn bruin, levendig; […….] hij kijkt naar de barsten in de blauwe verf op het plafond, naar de hanglamp. Hij huilt.
Verdriet in de ochtend van het jongetje Pietro. Hij mist zijn moeder, zij is er vandoor gegaan, hem achter latend bij zijn onbeholpen en radeloze vader Ettore.
Ettore mist de vrouw ook, hij mist alles aan haar en alles van haar. Hij spreekt met niemand over zijn enorme gemis, dronken worden is zijn uitlaatklep.
Jaren later geeft Ettore de jongen het dagboek van zijn moeder waarin zij schrijft over de eerste maanden van zijn leven.
Het staat vol "gebeurtenissen die emotieloos plaatsvinden" en eindigt met de zin "vandaag is een goede dag, hij heeft maar zestien uur gehuild".
De ontlading komt als Pietro’s oma hem een stapeltje oude ansichtkaarten geeft en hij beseft wie die kaarten heeft verstuurd. Dan ook leest hij eindelijk de naam van zijn moeder.
Ontroerend en prachtig.