Het verhaal speelt zich af medio negentiende eeuw, in het Zuiden van de Verenigde Staten. Een tijd en plaats waar slavernij heerste en waar slaven opgejaagd werden door hun moorddadige meesters, de slavendrijvers..
De jonge Cora, slavin op een katoenplantage in Georgia, besluit haar lot in eigen hand te nemen en de plantage te ontvluchten. Ze krijgt hulp van een clandestien netwerk van activisten, die een ondergrondse spoorweg runnen. Het is een ontsnappingsweg naar het vrije Noorden.

Colson Whitehead heeft in zijn indrukwekkende roman de metafoor van een ondergrondse weg letterlijk verbeeld in een tunnelstelsel dwars door Amerika heen met gangen diep onder de grond en perrons onder keurige woonhuizen. En altijd weer zijn er mensen die zich inzetten om de slaven te helpen ontvluchten.

Whitehead spaart zijn lezer niet, hij beschrijft de slavenwereld als hard, wreed en onmenselijk. Maar naast de pijn en de ontberingen is het boek ook spannend en ontroerend en zet het aan tot overpeizingen. Zoals denken over de betekenis van vrijheid, over je lot en over de vraag of je leven maakbaar is.