KLEINE HAPERENDE VLUCHTEN
Een architect en zijn vrouw Julia verhuizen naar het dorp waarvoor hij het nieuwe dorpscentrum, een huis van glas, heeft ontworpen. Hier wordt hun dochtertje geboren.
Julia hoopt in het afgelegen dorp te kunnen schrijven, er iets uitzonderlijks te maken. Maar de stilte en de afzondering maken haar stiller en introverter. Ze onttrekt zich aan de wereld en op een dag is ze verdwenen.
Spoorloos, terwijl hij achterblijft met hun dochtertje. En net als zijn geliefde verdwijnt ook zijn project. Eerst krijgt de architect bericht dat er een barst in een glaswand zit, niet lang daarna wordt het dorp opgeschrikt door een luide klap: zijn werk ligt in puin.
Hij is wanhopig, hij zoekt overal naar haar, gedurende dagen, weken, maanden. Julia wordt niet gevonden. Wat er met haar is gebeurd, blijft onbekend maar de verwijzingen in het boek naar teksten en uitspraken van Sylvia Plath en Virginia Woolf geven richting. Al die tijd zorgt hij voor hun dochtertje, zorgzaam en met toewijding. Als zij haar eerste stapjes zet, besluit hij samen met haar te verhuizen en het dorp en het huis te verlaten.
‘Kleine haperende vluchten’ is een fragmentarisch boek, de alinea’s zijn kort, de witregels talrijk, de stijl uitzonderlijk en de beelden krachtig. Zoals Brockhus met taal emoties kan oproepen is ongekend en treft me zeer. Op iedere bladzijde staat een rake opmerking. Uitzonderlijk boek.
De titel komt uit een gedicht van Vasalis uit de bundel'De oude kustlijn'
Ik oefen als een jonge vogel op de rand
van `t nest, dat ik verlaten moet
in kleine haperende vluchten
en sper mijn snavel.
En nu nog maar alleen
het lichaam los te laten -
de liefste en de kinderen te laten gaan
alleen nog maar het sterke licht
het rode, zuivere van de late zon
te zien, te volgen - en de eigen weg te gaan.
Het werd, het was, het is gedaan.