Paul Krüzen woont bij zijn vader op de Saksische boerderij. Zijn moeder vertrok toen hij acht jaar oud was met haar Russische minnaar. Paul heeft nooit meer iets van haar gehoord.
Paul verdient zijn geld met het verhandelen van militaire artefacten als soldatenkostuums en – helmen. In het treurige dorp waar hij woont, bezoekt hij graag een Chinees eethuis of net over de grens, Club Pascha, het bordeel waar hij geregeld de prostituee Rita bezoekt.
De prostituee Rita wordt in dit verhaal meesterlijk opgevoerd als hoer en heilige, een moeder en Maria-figuur ineen. Rita is voor hem ‘de heilige Rita’, de patrones van de hopeloze gevallen, de vrouw die in 1900 heilig is verklaard en die troost biedt aan tragische types zoals Paul.
Ik had nog nooit van deze heilige gehoord. Wat een treurigheid.